Na de MTS Eltro ben ik gestart met de avond school MTS Elektronica. Mijn carrière bij Defensie start op 16 juni 1976. De eerste plaatsing was bij de 527 Elektronische Centrale Werkplaats van de Koninklijke Landmacht in Dongen. Na diverse functies heb ik de Landmacht verlaten al stafmedewerker Materiele Gereedheid.

527ECW Dongen 1976 – 1989

Op 15 juni1976 ben ik begonnen als technisch beambte. Bij 527 ECW werd alle elektronische systemen van de Landmacht gerepareerd op werkplaats niveau. Binnen mijn afdeling werd alle communicatie apparatuur gerepareerd en daar waar mogelijk verbeterd. Aanvankelijk startte ik in de telefonie/telegrafie techniek. Al snel bleek dat het werk bestond uit het repareren van standaard defecten. Na een half jaar heb ik hoog-frequent techniek geprobeerd, maar dat was niets voor mij. In die tijd werd het eerste automatisering project gestart binnen de verbindingsdienst. Er kwamen 2 nieuwe functies binnen de werkplaats. Via een sollicitatie werd ik voor deze functie geselecteerd. Voorwaarde was wel dat ik mijn avondstudie MTS elektronica dat jaar zou afronden. Maar dat was geen probleem. Het traject zou bestaande uit een reeks van opleidingen.

Automatisch Telegrafie Systeem.

Het nieuwe project betrof het Automatische Telegrafie Systeem. Hiermee zou bestaande handbediende telegrafie worden geautomatiseerd. Berichten tussen de staven op verschillende niveau (legerkorps, divisie en bataljons) werden via telexen verstuurd. Voorheen werden berichten door het raster verbinding stelsel gerouteerd. Met de invoering van het ATS zou dit automatisch plaatsvinden.

Vlak voor de zomervakantie startte de toelatingscursus van 2 weken bij Hollandsche Signaal Apparaten (HSA nu Thales). Daarna volgde de eigenlijke opleiding van 3 maanden voor de SMR-S1 computer. We zaten als enig 2 mensen van de Landmacht bij een klas van de Marine. Daarna moesten we naar het Verbinding Opleiding Centrum (VOC) in Ede voor de opleiding computerkunde. Hier maakte we ook kennis met onze collega’s van het 3de echelon en toekomstige instructeurs van het VOC. Na deze opleiding volgde een opleiding voor de randapparatuur bij Philips in Hilversum, zoals de HP beeldschermen, Teletypewriter, Drum trommelgeheugen en de No break Power Supply. Na de opleiding van de randapparatuur zijn we weer voor een half jaar teruggegaan naar HSA om met name aanvullende opleidingen te volgen voor 4/5de echelons onderhoud, zoals fout zoeken op de SMR-S1 computer en printreparatie. Met de opgedane kennis zijn we de documentatie gaan maken en hebben daarvoor een half jaar bij Directie Materieel KL, Materieel Voorziening Afdeling 2 gewerkt. In tussentijd werden de systemen gebouwd door Philips. Vervolgens zijn we als systeem technicus te werk gesteld bij het beproevingsdetachement tot eind 1979. Daarna zijn we terug geroepen naar de werkplaats in Dongen en hebben onze werkzaamheden van de werkplaats voortgezet.

Terug bij de ECW werd rondom ons een nieuwe afdeling opgezet voor computer apparatuur. We werden ingedeeld bij 2 militaire collega’s die het onderhoud deden van de Field Artillery Digital Automatic Computer (FADAC). Dit was een seriële rekenaar uit 1967 en bestond nog uit concrete componenten. Binnen de Verbindingsdienst werd verder geautomatiseerd met de invoering van SYSCON en later verder ontwikkeld naar SYSCOM IIA. Het hart van dit systeem is de gemilitariseerde PDP11-34 computer van Digital. Ook waren we betrokken bij het project VERDAC/VUIST met als doel het vervangen van de FADAC en automatisering van de veldartillerie.

Onze afdeling kreeg alles wat relatie had met rekenaars en computer te behandelen.

HBO opleiding

Kort nadat als zelfstandige afdeling werden opgericht werd er ook een leidinggevende aangesteld. Dit was iemand net van de HBO opleiding. Daarnaast had ik ook de gevoel dat het voor mij steeds moeilijker zou worden de techniek te volgen op latere leeftijd. Dit bracht mij in 1983 op het idee om een HBO opleiding te gaan volgen. Uiteindelijk kreeg ik van hoofd bedrijf toestemming met als voorwaarde dat Defensie de kosten zou dragen en ik mijn vrije tijd er in zou stoppen. Zo ben ik begonnen aan de HBO Opleiding hogere elektronicus aan de PBNA. Dit was een schriftelijk cursus, waar elk half jaar een blok kon worden afgerond met een examen. De totale opleiding duurde 6 jaar.

Directie Materieel Koninklijke Landmacht 1989 – 1999

Al voor ik klaar was met mijn HBO opleiding ben ik begonnen bij de Directie Materieel Koninklijke Landmacht (DMKL) als project manager bij de afdeling Communicatie Systemen, sectie Rayon Verbindingssystemen. Binnen Defensie waren we bezig met het digitaliseren van het legerkorpsrayonverbindingssysteem. Gefaseerd werd het programma ZODIAC ingevoerd. Mijn eerste project waren het ombouwen van de Multiplex Aansluit Punt (MAP)installaties, namelijk de KL/TTC-6016 en 6017. Intussen heb ik binnen de sectie mijn opleiding afgemaakt. Dit leidde echter niet tot een formele ing. titel. Daarvoor heb ik nog in deeltijd een topjaar gedaan aan de Noordelijke Hoge Leeuwarden. Telefooncentrales werden vervangen door schakelautomaten. Naderhand heb ik diverse deel systemen binnen het ZODIAC behandeld. Medio 90’er jaren werd ik ook de Nederlandse vertegenwoordiging binnen een internationale NAVO werkgroep waarin standaarden voor Tactical Communication Systemen, zoals het ZODIAC, werden ontwikkeld. Binnen deze werkgroep samen met vertegenwoordigers uit 7 landen, namelijk VS, Duitsland, Frankrijk, Italië, Noorwegen en Canada. Dit leverde mij een aantal mooi dienstreizen op, waar ik deze landen meermalen heb mogen bezoeken. Het Nederlandse ZODIAC systeem werd door meerdere landen als standaard gezien. Naderhand heb ik ook het project management gedaan voor de ombouw van SYSCON naar SYSCOM IIa, waarmee het ZODIAC systeem kon worden bestuurd.

785 Elektronische Centrale Werkplaats 1999 – 2003

In 1999 ben ik weer teruggegaan naar de werkplaats in Dongen, die intussen was gereorganiseerd naar 785ECW, als hoofd Plannen. Daar heb ik me vooral verdiept in de financiële planning, realisatie en rapportage. Ook was ik verantwoordelijk voor de interne IT infrastructuur. Als extra taak werd ik verantwoordelijk voor de millennium wisseling en het garanderen van de continuïteit dat alle proces tijdens en na de millennium wisseling. In 2001 werd ik gevraagd om hoofd werkcentrum Radar, IJkcentrum en Geavanceerde leermiddelen (simulatoren) te worden. Als afdelingshoofd stuurde ik drie sectie aan. Na een intern conflict met de toenmalige commandant ben ik weer terug gegaan naar de DMKL.

Directie Materieel Koninklijke Landmacht 2003 – 2006

Terug bij DMKL kwam ik werkzaam bij de afdeling Gevechtsondersteuning. In deze jaren werd DMKL, via Matlogco omgevormd naar DMO, waarin alle drie de Directies Materieel (KL, KLu, M) werden samengevoegd. Gevechtssteun was leuke afdeling met veel variatie. Materieel voor Vuursteun, Luchtverdediging en CBRN (Chemisch, Bacteriologische, Radiologische en Nucleaire strijdmiddelen) bescherming werden behandeld. Ik heb verschillende projecten binnen de afdeling mogen realiseren, o.a.:

  • Haalbaarheid studie Stinger, waarin we de technische haalbaarheid hebben aangetoond dat het mogelijk was om de Luchtafweer raket Stinger middels een affuit aan te sturen van de Flycather. Het leuke van dit project was dat ECW, als onafhankelijke ontwikkelaar, kon werken met de systeem informatie van de Stinger en de Flycather. Voor dit project werden twee afzonderlijk Non Disclosure Agreements (NDA) opgesteld tussen Thales en ECW en Raytheon en ECW. Zo hadden we gescheiden technisch overleg met beide bedrijven zonder dat de belangen werden beschadigd. Op deze wijze was ECW in staat om een interface te bouwen tussen de 2 systemen. Tijdens de life firing in Denemarken, Oksbøl, is de technische haalbaarheid aangetoond. Vanwege de weersomstandigheden kon de drone met de vlag op beperkte afstand worden gebracht. Voor de hand-held Stinger operators waren de omstandigheden moeilijk en werd herhaaldelijk mis geschoten. Door de vluchtberekening die door de Flycather werd gemaakt kon onze Stinger met de juiste coördinaten worden afgevuurd en was trefzeker.
  • Daarnaast ook de beproevingsvoorbereiding gedaan voor de Cheeta (luchtafweertank). De Pantser Rups Tegen Luchtdoelen (PRTL) werd gemoderniseerd. Na modernisering bleken werden een aantal problemen gesignaleerd. Hierop volgde een modificatie. De modernisering en modificatie werden samen met Duitsland uitgevoerd. We zouden dan ook een gezamenlijk beproeving uitvoeren. Duitsland wilde het systeem weer tot in den treure beproeven, terwijl wij alleen de uitgevoerde modificatie wilden beproeven. Het uitvoeren van de beproeving conform de Duitsers zou dan ook veel geld gaan kosten en zou moeten worden uitgevoerd op Kreta. Duitsland eiste dat Nederland voor 50% zou mee betalen aan de beproeving. Dit leverde een langdurige discussie op. Halverwege dit proces moesten we aan onze Duitse partner vertellen dat Nederland stopte met de Cheetah. De Cheeta zou uit de bewapening worden gehaald en worden afgestoten.
  • Tijdens de modernisering en modificatie kwam nog een ander probleem naar voren. Niet alle PRTL’s werden gemodificeerd naar de Cheeta. Deze oude systemen werden voorlopig opgeslagen in een loods in Duitsland. Over deze systemen werd geen onderhoud meer uitgevoerd. Door olie lekkage ontstond een milieu probleem. Nederland moest daar actie opnemen en moesten worden ontmanteld en vernietigd. Tijdens een onderzoek van de Marechaussee bleek dat er groot aantal onderdelen van deze systemen waren verdwenen. Na intern onderzoek bleek dat deze onderdelen waren gebruikt als reservedelen voor de Cheeta. Het probleem was alleen dat over de systemen in Duitsland geen BTW was betaald, terwijl alleen nog maar in Nederland was ingedeeld. Er moest dus nog achterstallig BTW worden betaald. Aanvankelijk dacht men dat dit een kostenpost van enkele miljoenen zou opleveren. Gelukkig waren we in bezit van een schaduw administratie van (bijna) onderdelen die waren gebruikt. We konden de kostenpost reduceren door de afschrijving over de onderdelen te verrekenen, dit was 5 jaar voor elektronische onderdelen en 10 jaar voor mechanische onderdelen. Eindelijk was de kostenpost enkel tonnen.
  • Het eerste CBRN project was de afvoer van besmette reinigingsvloeistof. Tijdens een conflict zouden eenheden worden getroffen door Chemische, Bacteriologische, Radiologische of Nucleaire (CBRN) strijdmiddelen. Tijdens de zo’n aanval dragen personeel beschermende middelen, maar moet zo snel mogelijk het gebied verlaten. Personeel en voertuigen moeten aan de rand van het besmet gebied worden gereinigd. Personeel kan zich ontdoen van beschermende kleding volgens een bepaalde procedure. Voertuigen worden schoon gespoten met een emulsie. Die besmette emulsie werd opgevangen in een bassin, waarna de besmetting moet worden verwijderd. Nederland vond zich juridische verplicht om de besmette emulsie te vernietigen. Helaas was er geen enkele methode te vinden, waarmee de emulsie gegarandeerd kon worden gereinigd. Het bleek dan ook niet mogelijk om aan de juridische verplichting te voldoen. Uiteindelijk hebben we alleen de opvang bassins kunnen realiseren voor de oefen-emulsie, waarmee de reinigingsprocedure kon worden beoefend.
  • Een ander project was Mobiele Onderkomen voor geneeskundige dienst, voor Role I en II geneeskundige zorg. Dit was een onderdeel waarin de gehele medische keten werd voorzien van nieuw materieel, waarin ook zorg voor CBRN besmette gewonden was opgenomen. Het programma bestond uit een ontsmettingsstraat waar in slachtoffers werden ontdaan van hun beschermende kleiding, tenten (onderkomens) voor geneeskundige zorg onder CBRN omstandig heden, voor role I, II en III. Role I is vergelijkbaar met mobiele (EHBO) hulpposten, waar slachtoffers werden verzameld en de eerste behandeling kregen. Role II is een mobiel ziekenhuis vergelijkbaar met een trauma ziekenhuis, waar slachtoffers die niet verder behandeld konden op Role I naar toe werden gebracht. Role III kan worden gezien als een volledig ziekenhuis, waarin slachtoffers volledig konden herstellen. De tenten voor Role III hoefden niet onder CBRN omstandigheden op te treden. Uiteindelijk bleek het mobiele ziekenhuis op Role III niveau niet financieel haalbaar. De hulpposten Role I en trauma ziekenhuis Role II, werden ingezet aan rand van een besmet gebied kunnen optreden om zorg te verlenen aan besmette slachtoffers. Role I is vergelijkbaar met (EHBO) hulpposten, waar slachtoffers werden verzameld en de eerste behandeling kregen. Role II is vergelijkbaar met een trauma ziekenhuis, waar slachtoffers die niet verder behandeld konden op Role I naar toe werden gebracht. In de Role II vind je bijna alle medische disciplines terug die je ook in een normaal ziekenhuis terug vind. De CBRN bescherming zorgde ervoor dat het slachtoffer en het zorg personeel in een schone omgeving konden verblijven. Aan het eind van het project hebben we een internationale demonstratie gehouden, waarin de gehele medische keten onder CBRN omstandigheden werden getoond.

Directie Materieel Organisatie 2006 – 20013

In 2006 volgde weer een reorganisatie bij DMKL en werd de Directie Materieel Organisatie (DMO) opgericht. In deze nieuwe organisatie werden de drie Directies Materieel (KM, KLu en KL) samengevoegd. Onze afdeling Gevechtsondersteuning werd opgenomen in de afdeling Logistiek. Binnen de afdeling Logistiek kwam een functie vrij van hoofd voor de sectie Energie, Shelters, Containers en Intern transport (ESCI). Hierbij kreeg ik de leiding over 25 mensen, onderverdeeld in de 4 groepen. Daarnaast bleef ik tijd houden om zelf projecten te doen en kon ik het project Mobiele Onderkomens afmaken tot en met de contract fase.

Voor de nieuwe sectie, moest dus eerst een nieuwe naam worden bedacht. Daar ik dit niet zelf wilde bepalen liet ik dat over aan de mensen. Creatieve geesten hadden dan ook SHITENCO bedacht. Hoewel dit goede benaming was heb ik toch maar gekozen voor ESCI. Binnen mijn nieuwe functie heb ik het project Mobiele Onderkomens zoals hierboven beschreven, af kunnen maken tot het contract moment.

De sectie ESCI heeft vele projecten gerealiseerd. Daarbij waren ettelijke project voor de inrichting van de kampen in Afghanistan, zoals containeronderkomens, keukens en energievoorziening.

  • Als sectie waren ook deels verantwoordelijk voor de bevoorrading van reservedelen in Afghanistan. In het begin van de missie in Afghanistan leverde dat nogal eens een probleem op. Met een delegatie vanuit DMO moesten we een werkbezoek in Afghanistan afleggen. Doordat nogal eens van standaard procedure werd afgeweken, liep de bevoorrading stroef. Uiteindelijk heeft ons rapport enkele verbetering gebracht in de bevoorrading. Op de terugweg bleek dat er plots onderhoud werd uitgevoerd aan de landingsbaan van het militair vliegveld in de Emiraten. Het vliegtuig richting Nederland kon daar niet landen en moest uitwijken naar het burger vliegveld. Dit betekende dat we alsnog een inreisvisum nodig hadden om de thuisreis te kunnen vervolgen.
  • Met het opzetten van de missie in Kunduz was om politieke redenen de omvang van het Nederlandse contigent beperkt. De logistieke voerprint moest zoveel mogelijk worden beperkt. Een oplossing was dat het onderhoud aan de voertuigen moest worden uitbesteed aan een bedrijf dat operationeel was op diverse locaties in Afghanistan. Mijn opdracht was om een contract te maken met dit bedrijf. Gezien de risico’s die dat bedrijf liep waren de kosten betrekkelijk hoog. Dit leidde tot discussies binnen de Nederlandse monteurs, die vonden dat dit broodroof was. Ook hield het bedrijf zich niet aan de Nederlandse werkwijze. Het conflict liep zo hoog op dat ik een bezoek moest brengen naar Kunduz om de partijen bij elkaar te brengen. Door uit te leggen waarom het uurloon van het bedrijf zo hoog leek, maar goed te verdedigen was en door de werkwijze van het bedrijf aan te passen binnen de Nederlands bedrijfsvoering kon het conflict worden opgelost.
  • Een derde bezoek aan Afghanistan was om met een Nederlandse genie delegatie een onderzoek naar de staat alle kampen te bezoeken waar Nederlanders waren gestationeerd.

De reizen naar Afghanistan waren altijd een bijzonder ervaring. Meestentijd vlogen we met militaire vliegtuigen via een vliegveld in de buurt van Dubai, vandaaruit ging de reis verder naar Afghanistan.

Directie Materieel, staf Commando Landstrijdkrachten 2013 – 2020

In 2013 volgde weer een reorganisatie. De verantwoordelijkheid voor het onderhoud en realiseren van kleine projecten werd ondergebracht bij de krijgsmachtdelen. De afdeling waar ik werkte bij de DMO werd opgeheven en mijn functie kwam te vervallen. Uiteindelijk heb ik een functie gevonden bij de Directie Materieel van de staf CLAS en werd ik stafmedewerker materiele gereedheid. In deze functie was ik verantwoordelijk voor de gereedheid van communicatie en simulatie systemen. Deze functie paste mij goed vanuit mijn ICT verleden.

Uiteindelijk heb ik in 2020 Defensie verlaten en ben ik met pensioen gegaan. Na 44 jaar bij Defensie gewerkt te hebben was het genoeg geweest. Tot op heden heb ik daar geen minuut spijt van gehad.